ICN-KWALITEITSEIS NO. 9

1 ONDERWERP EN TOEPASSINGSGEBIED

Deze kwaliteitseis geeft de eisen met betrekking tot kwaliteit, fysische eigenschap-pen en duurzaamheid van heldere plaat en folie die ultra-violet licht weren in musea ter bescherming van voorwerpen van culturele waarde.

2 TERMEN EN DEFINITIES

Ultra-violet licht: licht met een golflengte tussen 200 en 400 nm. Zichtbaar licht: licht met een golflengte tussen 400 en 700 nm. Ultra-violetwerende plaat/folie: Lichtdoorlatende plaat/folie die zichtbaar licht doorlaat, maar ultra-violet licht met een golflengte van < 400 nm absorbeert of tegenhoudt. Plaatmateriaal: materiaal met een dikte > 1mm. Folie: materiaal met een dikte < 1 mm.

3 KWALITEITSEISEN VOOR HET ULTRA-VIOLETWEREND VERMOGEN

3.1 Helderheid

De plaat of folie moet minimaal 90% van het zichtbare licht doorlaten.

3.2 UV-wering

Voor het UV-gedeelte van het spectrum is de toegelaten transmissie: < 1% bij 320 nm < 1% bij 380 nm < 50 % bij 400 nm Hierbij is de transmissie bij 550 nm (T550 ) als referentiewaarde genomen en op 100% gesteld.

4 VEROUDERINGSBESTENDIGHEID

Ter beoordeling van de houdbaarheid op lange termijn wordt het materiaal onderworpen aan een belichting van 1000 uur in een Xenotest 150.
Na deze belichting is: de transmissie voor het UV-gedeelte van het spectrum:
< 1% bij 320 nm
< 1% bij 380 nm
< 50% bij 400 nm
de transmissieverschillen in het zichtbare deel van het spectrum:
De som van de veranderingen van de transmissies bij 420, 550 en 700 nm ten gevolge van de belichting moet < 5% zijn.
Hierbij is de transmissie bij 550 nm (T550) als referentiewaarde genomen en op 100% gesteld.